Volg de handleiding!

Recent vroeg een studente van de pabo zich af waarom de landelijke kennistoets rekenen zo weinig wordt aangeboden. Ze was bijkans klaar met haar LiO-stage, klaar dus om in te stromen in ons vak, maar moest alleen die vermaledijde toets nog halen. Toen ik het bericht las, was mijn eerste reactie: “Waarom heeft deze studente de LKT nog niet gehaald?”

Ik heb me zijdelings bemoeid met de discussie en ingebracht wat ik vond en vind, namelijk dat je op mijn school pas aan een LiO-stage kunt beginnen als je alle toetsen en onderdelen hebt afgerond, ook de LKT’s voor rekenen en taal.

Ik ben al een tijdje bezig om in kaart te brengen welk onderwijs wordt aangeboden op de diverse pabo’s die ik ken. Ik bezoek sites, lees stukken en bevraag studenten. Centraal hierbij staat de vraag hoe het curriculum van de lerarenopleiding basisonderwijs is opgebouwd. De korte samenvatting is: belabberd. Een toelichting op deze mening kunt u hieronder lezen. Ik begin dit blog met een droeve constatering, lees maar mee:

Geen LKT

Een groot deel van de studenten haalt de LKT niet. Per afname is dit ongeveer 1/3 deel. Onderzoek naar de oorzaken hinten richten vooropleiding, studieprofiel en specialisatie. Om het kort door de bocht te formuleren: mbo’ers en havisten met magere wiskunderesultaten en een specialisatie onderbouw hebben meer moeite om de toets voldoende te maken dan andere studenten.

Je zou deze toets kunnen zien als een selectiemiddel. Zoals ik op Twitter al aangaf, was tijdens mijn studie politicologie het vak statistiek verplicht. Veel studenten wisten hier geen voldoende voor te halen en maakten hun opleiding niet af. Daar is niets mis mee. Zowel het opleidingsinstituut als de student komen tot het inzicht dat de studie te hoog is gegrepen.

Om uiteindelijk leraar te worden is het halen van de LKT rekenen niet noodzakelijk. Het gebeurt namelijk regelmatig dat een student vanuit haar LiO-stage doorschuift naar een reguliere baan. Onderling wordt afgesproken dat die LKT nog wel eens komt. Dit gebeurt niet. Collega’s, ouders en leerlingen zijn niet op de hoogte en de ongediplomeerde leraar functioneert gewoon als leraar. Sterker nog, er zijn onbevoegde leraren die op basis van een vorig beroep al direct door hun werkgever in een schaal geplaatst worden die past bij een afgeronde opleiding. Uit gesprekken met studenten en oud-studenten komt een beeld naar voren dat er op scholen en bij besturen niet gevraagd wordt naar de diploma’s. Ik hoop hartgrondig dat deze informatie onjuist is.

Nu is dit overigens geen trend die louter veroorzaakt wordt door het lerarentekort. In de bijna 25 jaar dat ik voor de klas sta heb ik met enige regelmaat met collega’s samengewerkt die op weg waren naar hun diploma. Ik vind dat voor een jaar nog overkomelijk, maar hoe langer het duurt, hoe kleiner de kans wordt dat deze collega daadwerkelijk de laatste hindernis op weg naar een diploma neemt. De schoolleiding kan het nodige doen om deze leraren te ondersteunen, maar de student-leraar zal toch echt zelf de mouwen moeten opstropen.

Ik ken mensen die hier niet zo zwaar aan tillen. De student heeft in de praktijk laten zien het te kunnen. Die ontwikkelt zich vast en zeker door tot goede leraar. Ik heb weinig met zo’n opvatting. Ik ben niet voor een generaal pardon voor leraren die nog een onderdeel van hun studie niet hebben afgerond. Om leraar te worden moet je aan diverse criteria voldoen. Voldoe je daar niet of niet geheel aan, dan hoor je niet voor de klas. Dat iemand zo’n student-leraar toch de verantwoordelijkheid geeft is niet alleen schadelijk, maar draagt ook bij aan de uitholling van ons beroep.

Hoe pak je zoiets aan? Een kleine handleiding om je collega’s te misleiden.

Als eerste zorg je ervoor dat je LiO-stage halverwege het schooljaar eindigt. Je zegt tegen de school waar je werkt of gaat werken dat je alles hebt afgerond en dat het opleidingsinstituut eenmaal per jaar (in juni) de diploma’s overhandigt. Dan zul jij je diploma krijgen. De school neemt dit ter kennisgeving aan en komt er ook niet op terug. Als je zo slim bent om binnen je bestuur te blijven werken is er geen haan die er naar kraait.

Relatie

Ik vind een kennistoets geen overbodige luxe. Op veel pabo’s staat kennis en kennisoverdracht niet centraal. Daar gaat het met name om de pedagogische benadering van het vak. Over de didactiek van, bijvoorbeeld het rekenen, wordt weinig verteld. Met andere woorden: studenten leren op veel pabo’s niet hoe je een goede en effectieve rekenles moet geven. Op een van die pabo’s waarvan ik studenten ontvang wordt letterlijk tegen studenten gezegd dat je dit in de handleiding van de rekenmethode kunt vinden. Daar staat in hoe je een les moet geven. Op een andere pabo wordt tegen studenten gezegd dat er diverse instructiemodellen en opvattingen bestaan over hoe je een les geeft. Studenten wordt aangeraden om ze uit te proberen en te kijken welke het best bij hen past. Die kunnen ze dan vervolgens in hun beroepspraktijk toepassen.

Ik heb het al eerder genoemd, maar er is in Amsterdam een pabo waarvan het gros van de docenten directe instructie als middel om goed onderwijs te geven afwijst. Het rekenonderwijs kent daar slechts een benadering, de realistische. Een deeltijdstudent vertelde hoe ze op een avondcollege eerst een uur moesten spelen in hoeken die zijn ingericht voor jonge kinderen, daarna een film van een half uur moesten bekijken om weer af te sluiten met spel in de poppenhoek. Enkele studenten vroegen na de film of ze naar huis mochten. Ze waren uitgespeeld.

Terug in de tijd

Een van mijn leermeesters in de onderwijspraktijk was schoolleider en leraar Peter Sargentini. Hij was directeur van de Theo Thijssenschool in Amsterdam en stond naast dat baantje als directeur, zoals hij dat noemde, ook nog twee dagen voor de klas. Hij vertelde hoe zijn periode op de kweekschool was verlopen. Daar kon het voorkomen dat je voor de klas werd geroepen en dat je de les over Spanje moest geven. Precies zoals je dit in de praktijk zou doen. De kweekschooldocent en je mede-studenten keken scherp naar je aanpak en didactiek.

Ik ben van een latere generatie, maar ook bij ons werd verwacht dat je niet alleen aardig kon rekenen, maar dat je de les ook goed kon geven. Wij kregen regelmatig opgedragen om elkaar te onderwijzen. De feedback kon genadeloos zijn, maar was altijd leerzaam. En de boodschap van de docent Nederlands ben ik nog steeds niet vergeten: Wie niet kan spellen krijgt geen hulp maar hoon.

Tegenwoordig, zo begrijp ik uit gesprekken met studenten en oud-studenten, gaat het vooral om de reflectie, om je eigen ontwikkeling. Ik zou zeggen: Als je na drie keer proberen de LKT nog niet gehaald hebt, dan stagneert die ontwikkeling. Kies voor een andere opleiding of beroep. Maar het gaat om je persoonlijke ontwikkeling, om je mens zijn en niet om je kennis. “Wie ben ik voor de klas?” is hierbij de centrale vraag. Studenten krijgen andere vragen en opdrachten dan wij eerder. Zo ken ik een opleiding waar je als student een paper moet schrijven over een vergadering die je hebt bijgewoond.

De lat niet verlagen

Als je de pabo-opleiding vergelijkt met andere HBO-opleidingen, dan stelt deze weinig voor. Je zou verwachten dat leraren in spe klaar worden gestoomd om na hun opleiding de stap naar een pittig beroep soepel te kunnen maken. Ze hebben kennis op een drietal terreinen, die in de wet staan omschreven (Staatsblad 2017, nummer 148). Een daarvan is de vakinhoudelijke kennis. Als hiervoor op de pabo geen uitstekende basis gelegd wordt, dan wordt het flink aanpoten in de beroepspraktijk. Ik verwacht van een leraar dat zij zicht heeft op de leerlijnen van tenminste de kernvakken. Dat je dus als leraar in groep 2 weet aan welke doelen je werkt, hoe deze aansluiten bij groep 3 en wat de leerlingen die je in groep 2 hebt eind groep 8 moeten kennen en kunnen. En eigenlijk vind ik ook dat je op basis van die kennis goede lessen moet kunnen maken én geven in de genoemde groepen. Ja, ook in groep 8.

Studenten (en collega’s) met vakinhoudelijke kennis, kennis van de leerlijnen en de bijbehorende didactiek kom je in steeds mindere mate tegen. Dus naast een aantal collega’s dat onbevoegd het beroep instroomt, zijn er bevoegde collega’s bij wie het aan elementaire en voorwaardelijke kennis ontbreekt.

Er zal in mijn carrière in het onderwijs geen moment komen dat ik dit gewoon vind, laat staan dat ik het zal accepteren. Ik kan in de beperktheid van mijn werkomgeving duidelijke eisen stellen aan studenten en collega’s en hen waar nodig helpen om het kennisdeficit te overbruggen. Maar op andere plekken, dus op andere scholen en binnen andere besturen, moeten anderen dat doen. Als we beroepseer hebben, dan moet deze hier en nu naar voren komen en moeten we, los van het lerarentekort, eisen dat onbevoegden geen les mogen geven en dat onze collega’s van wanten weten voor de klas. Als we accepteren en blijven accepteren dat leraren zonder diploma en/of kennis leerlingen les gaan geven, dan zijn we als beroepsgroep geen knip voor de neus waard. Dan kunnen we roepen wat we willen, maar dan neemt niemand ons serieus.

Eén gedachte over “Volg de handleiding!”

  1. Ik was ruim 30 jaar kleuterjuf toen ik zomaar een combinatiegroep 5 en 6 kreeg. Ik zei dat ik dat niet kon. Ik wist niets van leerlijnen en gaf alleen maar les volgens de methode. Niet goed voor mij én niet goed voor de kinderen. Later kreeg ik een combinatie 7, 8. Dat was herhaling en verdieping, al iets beter te doen. Maar écht goed is het nooit meer geworden. Triest toch?

    Like

Plaats een reactie