Het vele is zelden goed

Mondelinge taalvaardigheid

In december 2021 verscheen bij SLO de publicatie Mondelinge taalvaardigheid in het basisonderwijs en speciaal (basis)onderwijs. Het is een domeinbeschrijving waarin de wettelijke eisen voor mondelinge taalvaardigheid worden beschreven en ook wat de stand van zaken is in onderwijs. Zo’n publicatie is een voorstudie voor de onderwijsinspectie, die met enige regelmaat het onderwijs peilt en daarover lijvige rapporten laat verschijnen.

Bij mondelinge taalvaardigheid gaat het om de kerndoelen 1, 2, 3 en 10, terwijl kerndoel 12 hierbij als ondersteunend kan worden gezien. Omdat ik begrijp dat niet iedereen deze kerndoelen op het netvlies heeft – het zijn er namelijk belachelijk veel – hierbij een korte omschrijving van deze kerndoelen:

Kerndoel 1: De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.

Kerndoel 2: De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren.

Kerndoel 3: De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren.

Kerndoel 10: De leerlingen leren bij de doelen onder ‘mondeling taalonderwijs’ (..) strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen.

Kerndoel 12: De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.

Niet getoetst? Minder belangrijk.

Papier is geduldig en het is maar de vraag of wat wettelijk wordt voorgeschreven ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Welnu, hierover staat in het rapport te lezen dat er twee redenen zijn waarom het in de praktijk vaak niet lukt:

“De overladenheid van het curriculum leidt ook tot het maken van keuzes in de hoeveelheid onderwijstijd die aan de verschillende domeinen wordt besteed (Inspectie van het Onderwijs, 2020); het lukt veel basisscholen niet om alle vakken uit het curriculum structureel uit te voeren. Het beeld dat het domein Mondelinge taalvaardigheid het in prioritering in de praktijk vaak aflegt tegen andere taaldomeinen, wordt bevestigd in het meest recente peilingsonderzoek in het regulier basisonderwijs (Inspectie van het Onderwijs, 2019a). Uit een verkennend onderzoek van de inspectie blijkt dat die keuzes, bewust of onbewust, voor een belangrijk deel bepaald worden door de toetsen (zie Inspectie van het Onderwijs, 2020: p. 65). Aangezien mondelinge taalvaardigheid niet (of nauwelijks) getoetst wordt in leerlingvolgsystemen en eindtoetsen, heeft dat consequenties voor het aanbod van het onderwijs in mondelinge taalvaardigheid.”

Ik zal zo ingaan op de overladenheid – het eigenlijke onderwerp van dit blogbericht – maar ik wil eerst stilstaan bij de gevolgen van het niet genoeg aandacht besteden aan de mondelinge taalvaardigheid. Als leerlingen over een problematische mondelinge taalvaardigheid beschikken, werkt dit door in allerlei andere taaldomeinen, zoals Vernooy opmerkte. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld ‘dat 73% van de slechte lezers in groep 4 spraak/taalproblemen had als kleuter; bovendien laat ander onderzoek (..) zien, dat kinderen met spraak-/taalproblemen een vijf keer zo groot risico lopen om leesproblemen te krijgen. Problemen op het gebied van de mondelinge taalvaardigheid hebben een negatieve invloed op het fonemisch bewustzijn. Een slecht ontwikkeld fonemisch bewustzijn heeft vervolgens negatieve consequenties voor het leren lezen.’

Met als gevolg…

Je ziet inzake mondelinge taalvaardigheid iets gebeuren wat kenmerkend is voor het onderwijs. Het programma is overladen. Dit betekent dat onderwijzers voortdurend druk ervaren en keuzes moeten maken. Onderdelen van het curriculum die worden getoetst krijgen meer aandacht dan onderdelen die niet worden getoetst. Maar hiermee schiet je jezelf onbedoeld in de voet en help je kinderen niet vooruit, zo laat het citaat van Vernooy zien.

Dit geldt ook voor leesbegrip. Dit wordt uitgebreid getoetst en vormt een belangrijk onderdeel van de doorstroomtoets. We weten ondertussen allemaal dat, om Pearson en zijn collega’s aan te halen, kennis oorzaak, gevolg en voorspeller van begrijpend lezen is. Kennis van de wereld wordt niet getoetst en voor de kerndoelen van de wereldoriënterende vakken geldt een aanbodsverplichting. Deze vakken sneuvelen al snel als de tijd dringt en dat terwijl ze fundamenteel zijn voor de ontwikkeling van leesbegrip.

Een ander voorbeeld is schrijfonderwijs. Kinderen teksten laten schrijven over de onderwerpen waarover ze leren en lezen heeft een positief effect op hun leesvaardigheid. Maar ook dit onderdeel van het curriculum wordt niet getoetst en sneuvelt regelmatig in de drukte van alledag. De gevolgen zijn voorspelbaar. Toetsten als Pirls en Pisa leggen feilloos bloot wat de gevolgen van deze keuzes zijn.

Over overladenheid

De constatering van SLO dat het curriculum overladen is, zou wat mij betreft moeten leiden tot het inzicht dat niet het vele goed is, maar het goede veel. Als je al een tijdje meeloopt in het onderwijs, dan kan de constatering niet anders zijn dan dat onderwijzers een steeds groter curriculum moeten uitvoeren in dezelfde tijd. Vorige week nog publiceerde hetzelfde SLO (slogan van dit instituut luidt ‘een doordacht curriculum dat doen we samen’) een lijvig document met daarin de conceptkerndoelen voor digitale geletterdheid. Naast de mogelijke kerndoelen geven de auteurs ook doorkijkjes naar wat dit zou kunnen betekenen voor het onderwijs. Je kunt daar zaken in lezen als dat onderwijzers met de kinderen kijken naar sterke wachtwoorden en ze helpen deze te bedenken.

Zou dan niemand bij zo’n organisatie inzien dat deze nieuwe kerndoelen de overladenheid nog groter maken? Ik denk het niet, omdat ik veronderstel dat mensen bij SLO denken dat scholen dit wel oplossen. Zo staat er in bovengenoemd stuk over mondelinge taalvaardigheid dit te lezen over die overladenheid: ‘Positief is wel dat scholen aangeven te willen zoeken naar clustering van vakken, waarin dus de gewenste integratie wel plaats zou vinden.’ Ik geef je op een briefje dat dit ook bij digitale geletterdheid naar voren zal worden gebracht. Scholen lossen het wel weer op. En dat gaat niet lukken, omdat wat geldt voor het onderwijs in het algemeen, ook geldt voor het clusteren van vakken, bijvoorbeeld binnen thematisch onderwijs: Je kunt niet blijven proppen.

Tot slot: de beroepsgroep

Het Nederlandse onderwijs kent veel problemen. De overladenheid van het curriculum is er een van. Politici en beleidsmakers zouden eerst eens moeten nadenken wat er uit het curriculum kan voordat er iets aan wordt toegevoegd. Want stel nu eens dat schoolzwemmen terugkeert op het lesrooster. Ik begrijp dat dit een wens is van diverse Haagse politici. Zo’n zwemles duurt een uur, het reizen en omkleden zal al snel twee keer drie kwartier in beslag nemen. Dit is samen twee en een half uur. En dat is zo’n 10 % van de lestijd die je als onderwijzer wekelijks tot je beschikking hebt. Zwemles vormt dus een stevige aanslag op het lesprogramma. De kinderen mogen na afloop van de cursus keurig blijven drijven; de kans dat het onderwijs hierdoor verder naar de bodem zinkt lijkt me reëel.

En dat zinken, daar staan we zelf bij hè. Het is heel gemakkelijk om van alles en nog wat op het bordje van de onderwijzer te schuiven, omdat onze beroepsgroep – om dichter J.C. Bloem te parafraseren – over het algemeen nogal schriel ‘te wapen’ roept. De keiharde klaroenstoten komen van andere machten in en rond het onderwijs. Zij leggen ons op wat we moeten uitvoeren. En dat terwijl een eenvoudig en eenduidig ‘nee’ van de grootste macht in het onderwijs, namelijk de mensen die voor de klas staan, duidelijkheid en ruimte zou scheppen. Het wordt tijd dat onderwijzers een streep trekken, kracht tonen en uitbreidingen van het curriculum niet accepteren. Laten we ons verenigen onder de slogan: Niet het vele is goed, maar het goede veel.