Had ik er maar de mensen voor

Het is altijd interessant om te kijken hoe anderen hun onderwijs organiseren en van hen te leren. Als leraar kom je niet gemakkelijk en zeker niet snel in het klaslokaal van een collega, maar elke kans die ik krijg grijp ik met beide handen aan.

Omdat je niet eenvoudig uit je eigen praktijk de wereld van een collega binnen kunt stappen, ben ik blij dat ik een dag per week onderweg ben voor ons bedrijfje. Door de opdrachten die we krijgen, kom ik regelmatig op scholen en zie dan ook met enige regelmaat leraren in actie. Onderwijsvakmanschap zien en ervaren vind ik prettig. Dat geldt ook voor de bezoeken die ik in mijn eigen school afleg. Ik hoor dan bijvoorbeeld kinderen met elkaar praten over een tekst die ze samen lezen en luister dan aandachtig naar meningen en argumenten die worden uitgewisseld. Ik hoop dan altijd dat de leraar bij wie ik in de klas ben dat ook ziet en hoort én ervan geniet. Een van de voordelen van coöperatieve werkvormen namelijk vind ik dat het jou als leraar de mogelijkheid geeft om te luisteren en te kijken naar de kinderen die samen aan het werk zijn. Hard werken is prima, maar we mogen gerust genieten van het werk dat onze kinderen doen.

Als ik de afgelopen jaren iets heb geleerd, dan is het wel dat er in elk schoolteam goede vakmensen zitten; vaklui die niet alleen in de klas, maar ook in de organisatie het verschil kunnen maken. Het idee dat de doorsnee Nederlandse leraar matig is, deel ik niet. Daarmee zeg ik niet dat de gemiddelde leraar bovengemiddeld werk levert. Ik wil alleen zeggen dat er naar mijn overtuiging in elke schoolorganisatie voldoende vakmensen aanwezig zijn die een goede rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van de school en van de leerlingen. Ik heb dan ook moeite met schoolleiders die tijdens conferenties of een bezoek aan onze school opmerken dat ze graag voorwaarts zouden gaan en het onderwijs zouden willen verbeteren, als ze er maar de mensen voor zouden hebben. Mijn overtuiging is dat ze die hebben.

Misschien moeten we, als we willen kijken naar de verbetering van de kwaliteit van hert onderwijs, de focus verleggen en inzoomen op de schoolleider. Er bestaat duidelijk verschil tussen scholen. Dat verschil betreft niet louter de resultaten, maar gaat ook over het tekort aan bevoegden voor de klas, de werkdruk en het werkgeluk van leraren. Waarom is er zo weinig oog voor schoolleiders het wel voor elkaar krijgen om de leraren tot ontwikkeling te brengen en goede resultaten voor de leerlingen te bewerkstelligen? Want, beste lezers, de schoolleider speelt hierin een belangrijke rol. Dat is niet wat ik hier ter plekke bedenk. Nee, er zijn genoeg onderzoeken die aangeven hoe belangrijk de rol van de schoolleider is in de ontwikkeling van zowel de school in z’n geheel als van de vakman voor de klas.

We weten dat in het Nederlandse onderwijs de resultaten onder druk staan. Zo zijn de resultaten voor begrijpend lezen zorgwekkend en houdt de gemiddelde Nederlandse leerling niet van lezen. Ook rekenen zou beter kunnen. We worden ondertussen voorbijgestoken door landen in Oost-Europa die we een paar generaties geleden nog ver achter ons lieten in internationale ranglijsten. Het zijn landen die – en dan met name gezien het beleid dat ze voeren inzake de schoolleider – interessant kunnen zijn voor ons. Ga maar na. De schoolleider in landen als Polen en Estland moet op de hoogte zijn van de pedagogische en didactische aanpakken van de leraren, de scholing van het team volgen en monitoren of deze scholing wordt vertaald naar de praktijk. De Poolse schoolleider wordt jaarlijks beoordeeld en daarbij worden de leeropbrengsten aandachtig bekeken en gewogen. Daarnaast is de scholing tot schoolleider in deze landen niet alleen formeler, maar ook een stuk inhoudelijker.

Om een goede vakman te worden is tijd nodig. Als je van de opleiding komt is er nog een lange weg te gaan naar wat ik voor het gemak meesterschap noem. Beter worden in je vak gaat, denk ik, gemakkelijker en sneller in een omgeving waar rustig en doelgericht wordt gewerkt aan het onderwijs dat men geeft. Nothing fancy, lijkt mij hierbij het adagium. In zo’n omgeving worden leraren, met goede coaching en begeleiding, de vakmensen waarvan je dacht dat je ze niet in huis had. Je wordt niet geboren als vakkundig leraar, maar gemaakt in de weerbarstige praktijk. Wellicht hebben schoolleiders en besturen onvoldoende oog voor de trage kant van het ambacht. Ze deinen teveel mee op de golven van de drang tot verandering en vergeten dat iedereen die uitblinkt in een ambacht jarenlang heeft geoefend, tientallen keren is gestruikeld en (met hulp) weer is opgestaan. Zo’n vakman heeft profijt van rust en duidelijkheid. Die wordt ongelukkig als er weer iets nieuws de school wordt ingebracht. Die vakman wil stapsgewijs verbeteren wat hij in de achterliggende jaren heeft geleerd in praktijk te brengen.

In het onderwijs lopen, ik herhaal het nog maar eens, enorm veel goede en talentvolle leraren rond. Daarover ben en blijf ik optimistisch. Besturen en scholen hebben dus de mensen in huis om prima onderwijs te verzorgen voor hun leerlingen; deze vakmensen kunnen daarnaast ook nog een rol spelen bij de ontwikkeling van het vakmanschap van hun collega’s. Toch houdt het gemopper aan.

Misschien moeten leraren de klaagzang eens omdraaien en, met een knipoog (dat wel), verzuchten: ‘Hadden we er de schoolleiders maar voor.’